Op het moment dat de curriculumactualisatie verschillende conceptdoelen (kerndoelen en eindtermen) voor leergebieden en vakken oplevert, is het ook voor profielorganisaties het moment om eens te kijken naar wat de curriculumactualisatie voor hen betekent. Welke kansen biedt het? En wat kunnen profielorganisaties bijdragen met hun netwerken, expertise en ervaringen?
Op 13 november 2024 kwamen directeuren en projectleiders van de 13 profielorganisaties bij elkaar in Amersfoort om zich te laten informeren en zich een beeld te vormen van de opgave. Bernard Teunis, programmamanager curriculumactualisatie en Nienke Nieveen, professor of Curriculum Design in STEM Education aan Eindhoven University, zorgden voor een rijke ochtend.
Curriculumactualisatie als kans voor de sector
Profielorganisaties houden zich allemaal bezig met curriculumontwikkeling, zij stimuleren lerarenteams en scholen om zelf regie te voeren op het curriculum en te zorgen voor een rijk aanbod dat bijdraagt aan de brede ontwikkeling van leerlingen. Leren in authentieke contexten, groeien in kennis en kunde en als persoon, daar staan profielorganisaties voor.
Vanuit de sector schetste Henk Hagoort verschillende kansen die de curriculumactualisatie biedt. In een tijdgewricht waarin de focus sterk op basisvaardigheden ligt, is het juist belangrijk om balans te houden tussen kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming. Dan kan de curriculumactualisatie zorgen voor een versterking van de basisvaardigheden.
Daarbij is het wel van belang om de publieke regie op leermiddelen te versterken en te sturen op de kwaliteit ervan. Scholen zouden erop moeten kunnen vertrouwen dat aangeboden leermiddelen van kwaliteit zijn. En op scholen zou evidence-informed de norm moeten zijn. Langs deze weg kunnen leraren meer regie nemen en hun curriculumbewust handelen versterken, waardoor niet alleen de professionaliteit van leraren toeneemt, maar ook de aantrekkelijkheid van het leraarberoep een impuls krijgt.
In de spiegel van het curriculum
Bernard Teunis, programmamanager van de curriculumactualisatie bij SLO nam ons mee in de ontwikkelingen rond het landelijke curriculum. De curriculumactualisatie gaat over meer dan een nieuwe set kerndoelen en eindtermen. Vanuit het beoogde curriculum, is een vertaling nodig naar het schoolcurriculum en het onderwijsprogramma in de klas (het uitgevoerde curriculum).
Er waren verschillende redenen om de huidige landelijke curriculumkaders te herzien:
Wat betekent deze curriculumactualisatie voor de schoolpraktijk? Bernard geeft aan dat in deze actualisatie meerdere thema’s zitten, zoals taalgericht vakonderwijs en burgerschap en digitale geletterdheid. Deze actualisatie gaat dus over een totaalopdracht waarmee samenhang in het curriculum op school versterkt kan worden. De wettelijke doelen geven richting aan het ‘wat’, het is aan de scholen om invulling te geven aan het ‘hoe’.
In het gesprek dat zich naar aanleiding van het verhaal ontvouwde, zagen verschillende profielorganisaties kansen om regie op het curriculum terug te pakken. Er zit meer ruimte in het curriculum dan leraren en scholen denken. Expertisecentrum voor VO Topsport (EVOT) heeft ervaring opgedaan met compacten en verrijken en ziet dat het wel degelijk mogelijk is. Een andere insteek zou kunnen zijn om te kijken hoe je met bescheiden interventies in het curriculum, een grote toegevoegde waarde kunt hebben. Waar iedereen het over een is, is dat het belangrijk is om te beginnen bij wat je als school wilt. De komende jaren is de fase van verleiden waarin we samen grip moeten krijgen op de overstijgende curriculumthema’s. Naast leermiddelenbeleid zouden alle scholen ook een curriculumbeleid moeten hebben!
Curriculumactualisatie: gezamenlijke verantwoordelijkheid
Na de pauze nam Nienke Nieveen, professor of Curriculum Design in STEM Education, Eindhoven School of Education (ESoE), Eindhoven University of Technology de deelnemers mee rond het thema curriculumontwikkeling op school in de brede zin van het woord. Het ging zowel over wat het van scholen vraagt als wat er voor nodig is (op school, en vanuit de sector). Haar bijdrage in vier inzichten:
Inzicht 1: Met ruimte komt ook een verantwoordelijkheid
In Nederland hebben we overheidsbeleid dat scholen veel ruimte geeft om eigen curriculumbeleid te kunnen voeren. Deze autonomie voor scholen is verankerd in ons onderwijs.Alhoewel deze autonomie voor professionals en besturen verankerd is in ons onderwijs, kent dit ook een keerzijde. Nieveen citeert uit de Staat van het Onderwijs (2024): “Goed onderwijs wordt de verantwoordelijkheid van iedereen, maar in de praktijk te vaak van niemand. Vrijheden worden vrijblijvendheden.” Nieveen vroeg zich hardop af of we er de afgelopen 20 jaar met elkaar (politiek, leraren, schoolleiders en besturen) voldoende in geslaagd zijn om de curriculaire ruimte op een verantwoorde manier in te vullen. Met vrijheid komt ook een verantwoordelijkheid. Met de geactualiseerde kerndoelen en eindtermen ligt er een nieuwe kans voor schoolteams om de curriculaire ruimte goed te gaan benutten. Maar tegelijkertijd merken we dat scholen daar ook moeite mee hebben.
Inzicht 2: Curriculumontwikkeling is altijd een integraal proces
Wat is er voor nodig om de ruimte in het curriculum weer beter te gaan zien en te benutten? De actualisatie kan daarvoor een aanjager zijn. Hierbij gaat het om:
In de praktijk is curriculumontwikkeling altijd een integraal proces waarbij ook professionele ontwikkeling (kunnen we het?) en schoolorganisatieontwikkeling (mogen we het?) om de hoek komen. Vaak zitten hier de blokkades om als school curriculumontwikkeling echt een plek te geven.
Inzicht 3: De gezamenlijke verantwoordelijkheid
Het stimuleren van integrale schoolontwikkeling vraagt om richting, ruimte en ruggensteun. Overheidsbeleid biedt kaders die richting geven en lerarenteams ervaren ruimte om invulling te geven aan schooleigen curriculumontwikkeling. De steun komt van opzij. Waarbij schoolleiders en bestuurders van binnenuit processen van curriculumontwikkeling stimuleren en faciliteren en overige partijen van buitenaf hun bijdrage leveren. Hierbij valt te denken aan: educatieve uitgevers, toetsontwikkelaars, lerarenopleidingen, onderzoekers, ondersteuners en scholennetwerken zoals die van de profielorganisaties.
Nieveen gaf op basis van het Concern based adoption model aan waarop de steun inhoudelijk gericht kan zijn:
Ook zijn er verschillende vormen van ‘steun van opzij’ mogelijk: menselijk, materieel en structureel.
Inzicht 4: Curriculum als beroepsperspectief voor de leraar
De basis voor curriculumontwikkeling verwerf je als leraar in de lerarenopleiding. Verdere ontwikkeling vindt plaats in de beroepspraktijk en kent een opbouw in de complexiteit van de ontwikkeltaak (het wat), de ontwikkelgroep (met wie) en de ontwikkelaanpak (het hoe). Over het ontwikkelpad van curriculumbewust, naar curriculumbekwaam, en curriculair leider kun je als leraar een hele schoolloopbaan doen.
Enkele high-lights vanuit de discussie: